Beestjes Het gaat slecht met de insecten en de vlinders in Nederland, hoewel je het niet zou zeggen aan het bosje in Altena. Het sterft er momenteel van de muggen en steeds als ik er doorheen gelopen ben heb ik drie zakken bloed nodig. De eikenbomen zijn kaal gevreten door de eikenbladroller, een groen rupsje dat in groten getale aan boomtakken, liefst op ooghoogte, uit hangt te buiken van zijn vreetfestijn. Om te voorkomen dat mijn haar vol groene wriemelende wurmpjes komt te zitten wanneer ik de honden uitlaat, loop ik in deze tijd woest voor me uit te zwaaien met een tak. Gelukkig loop ik altijd vroeg op de dag. In onze tuin ook geen tekort aan insecten, het zoemt en fladdert dat het een lieve lust is. Ik ben dol op tuinen, tuinen zijn mijn lievelings. Maar alleen om in te zitten. Tuinieren vind ik vreselijk. Net als schilderwerk. Dus toen ik zo´n 15 jaar geleden een nieuwe man moest, zocht ik iemand die graag tuinierde, schilderen niet erg vond en geen ontzettende afwijking had zoals bijvoorbeeld één oog dat midden op zijn voorhoofd zat. Dat lukte. Tuinieren: check. Schilderen: check. Voorhoofd: check. Hartstikke leuk, dus verhuisde ik naar Drenthe om aldaar in de tuin te gaan zitten kijken hoe hij tuinierde en schilderde. Tot de winter aanbrak en we binnen gingen zitten te wonen. Wat deze man me niet verteld had, was dat hij al samenwoonde. Niet met een vrouw en 13 bloedjes van kinderen (hoewel ik dat op dat moment liever had gehad), maar met de gehele Nederlandse voorraad huisspinnen. En huisspinnen zijn níet mijn lievelings. Kent u de huisspin? Iets kleiner dan een wolharige neushoorn en ongeveer net zo harig. Ik hou niet van spinnen. Doe mij maar gewoon ratten. Die hebben nog iets gezelligs, met van die snorharen. Ik heb zo’n hekel aan spinnen dat toen mijn stagiaire laatst vertelde dat ze op school de vogelspin moest vasthouden en dat deze bij stress niet meteen bijt, maar allemaal gifhaartjes loslaat waar je brandwondjes van krijgt, ik haar acuut heb ontslagen. Zulk een vuilbekkerij duld ik niet. Terug naar onze eigen spinnen, we hadden er zoveel dat ik dreigde te verhuizen, waarop manlief de spouwmuur vol liet storten met isolatie en alle spinnen verdwenen. Voor u ons de schuld van de insectensterfte gaat geven: spinnen zijn geen insecten. Hoewel ze tot de geleedpotigen behoren, hebben ze 2 poten te veel. Voor de andere verschillen verwijs ik u graag naar Wikipedia. Exit spinnen dus. Toen kwam er een houtkachel. Heerlijk en gezellig. Ook heel gezellig, een plekje voor houtopslag in huis, dus dat werd gebouwd. Al snel knisperde het hout niet alleen in de kachel, maar ook in de houtopslag. Boktorren. Hoewel het de onschadelijke variant betrof, vlogen ze met hele kuddes door de huiskamer heen. Einde gezellige houtopslag in de kamer. Daarmee eindigde het niet, (het lijken de 7 plagen wel) want toen brak het meeltorrenregenseizoen aan. Overal op de bovenverdieping lagen zwarte torren, dood of nog spartelend. Die bleken vanaf de zolder naar beneden te vallen, uit mussennesten die net onder de dakrand zaten. De mussen moesten verhuizen. Of op een strikt vegetarisch dieet overgaan. Ze verhuisden. Inmiddels is ons huis zo aangepast dat alles wat vliegt en kruipt buiten woont. Om het goed te maken kochten we een insectenhotel van een meter bij een meter. Natuurlijk heb je dan altijd weer krakers, binnen 2 weken zat er in de vlinder-accommodatie een hoornaarsnest. Een hoornaar is een superwesp die klinkt als een Apache-helikopter en net zo hard prikt als hij tegen je aanvliegt. Alsof dat niet genoeg was verscheen aan de achterkant van het hotel een wespennest. Na een succesvolle uitzettingsprocedure heeft het hotel inmiddels alleen gewenste gasten. Bijtjes en zweefvliegen zoemen in en uit en er kruipt nog van alles in rond waarvan ik niet weet wat het is. Het mooiste van alles is: het grut vliegt en kruipt buiten rond. Daar waar het hoort.
Meer Columns Meer Columns
Schrijven doe je zo Schrijven doe je zo
© 2022 Fiona Huisman
Beestjes Het gaat slecht met de insecten en de vlinders in Nederland, hoewel je het niet zou zeggen aan het bosje in Altena. Het sterft er momenteel van de muggen en steeds als ik er doorheen gelopen ben heb ik drie zakken bloed nodig. De eikenbomen zijn kaal gevreten door de eikenbladroller, een groen rupsje dat in groten getale aan boomtakken, liefst op ooghoogte, uit hangt te buiken van zijn vreetfestijn. Om te voorkomen dat mijn haar vol groene wriemelende wurmpjes komt te zitten wanneer ik de honden uitlaat, loop ik in deze tijd woest voor me uit te zwaaien met een tak. Gelukkig loop ik altijd vroeg op de dag. In onze tuin ook geen tekort aan insecten, het zoemt en fladdert dat het een lieve lust is. Ik ben dol op tuinen, tuinen zijn mijn lievelings. Maar alleen om in te zitten. Tuinieren vind ik vreselijk. Net als schilderwerk. Dus toen ik zo´n 15 jaar geleden een nieuwe man moest, zocht ik iemand die graag tuinierde, schilderen niet erg vond en geen ontzettende afwijking had zoals bijvoorbeeld één oog dat midden op zijn voorhoofd zat. Dat lukte. Tuinieren: check. Schilderen: check. Voorhoofd: check. Hartstikke leuk, dus verhuisde ik naar Drenthe om aldaar in de tuin te gaan zitten kijken hoe hij tuinierde en schilderde. Tot de winter aanbrak en we binnen gingen zitten te wonen. Wat deze man me niet verteld had, was dat hij al samenwoonde. Niet met een vrouw en 13 bloedjes van kinderen (hoewel ik dat op dat moment liever had gehad), maar met de gehele Nederlandse voorraad huisspinnen. En huisspinnen zijn níet mijn lievelings. Kent u de huisspin? Iets kleiner dan een wolharige neushoorn en ongeveer net zo harig. Ik hou niet van spinnen. Doe mij maar gewoon ratten. Die hebben nog iets gezelligs, met van die snorharen. Ik heb zo’n hekel aan spinnen dat toen mijn stagiaire laatst vertelde dat ze op school de vogelspin moest vasthouden en dat deze bij stress niet meteen bijt, maar allemaal gifhaartjes loslaat waar je brandwondjes van krijgt, ik haar acuut heb ontslagen. Zulk een vuilbekkerij duld ik niet. Terug naar onze eigen spinnen, we hadden er zoveel dat ik dreigde te verhuizen, waarop manlief de spouwmuur vol liet storten met isolatie en alle spinnen verdwenen. Voor u ons de schuld van de insectensterfte gaat geven: spinnen zijn geen insecten. Hoewel ze tot de geleedpotigen behoren, hebben ze 2 poten te veel. Voor de andere verschillen verwijs ik u graag naar Wikipedia. Exit spinnen dus. Toen kwam er een houtkachel. Heerlijk en gezellig. Ook heel gezellig, een plekje voor houtopslag in huis, dus dat werd gebouwd. Al snel knisperde het hout niet alleen in de kachel, maar ook in de houtopslag. Boktorren. Hoewel het de onschadelijke variant betrof, vlogen ze met hele kuddes door de huiskamer heen. Einde gezellige houtopslag in de kamer. Daarmee eindigde het niet, (het lijken de 7 plagen wel) want toen brak het meeltorrenregenseizoen aan. Overal op de bovenverdieping lagen zwarte torren, dood of nog spartelend. Die bleken vanaf de zolder naar beneden te vallen, uit mussennesten die net onder de dakrand zaten. De mussen moesten verhuizen. Of op een strikt vegetarisch dieet overgaan. Ze verhuisden. Inmiddels is ons huis zo aangepast dat alles wat vliegt en kruipt buiten woont. Om het goed te maken kochten we een insectenhotel van een meter bij een meter. Natuurlijk heb je dan altijd weer krakers, binnen 2 weken zat er in de vlinder- accommodatie een hoornaarsnest. Een hoornaar is een superwesp die klinkt als een Apache-helikopter en net zo hard prikt als hij tegen je aanvliegt. Alsof dat niet genoeg was verscheen aan de achterkant van het hotel een wespennest. Na een succesvolle uitzettingsprocedure heeft het hotel inmiddels alleen gewenste gasten. Bijtjes en zweefvliegen zoemen in en uit en er kruipt nog van alles in rond waarvan ik niet weet wat het is. Het mooiste van alles is: het grut vliegt en kruipt buiten rond. Daar waar het hoort.