Loser Ik heb een relatie met iemand die constant kritiek levert. Die regelmatig mijn succesjes naar beneden haalt. Zegt dat ik moet afvallen, dat ik meer moet sporten en gezonder moet eten. Dat ik geen opleiding heb en dus dom ben. Dat niemand op mijn schrijfsels zit te wachten. Ergo, dat niemand op mij zit te wachten. Er zijn dagen dat deze persoon alle andere geluiden overstemt met een luidkeels: ‘MISLUKT! MISLUKT! MISLUKT!’ En ik heb geprobeerd het uit te maken, maar de criticus gaat niet weg. Blijft om me heen hangen en in mijn hoofd rondspoken. Want ik ben het zelf. Er is niemand die mij zo naar beneden kan halen als ikzelf. Zou ik niet zo’n lage pijngrens hebben dan zou ik mezelf waarschijnlijk regelmatig geselen, daarna in zout wentelen en vervolgens wollen ondergoed dragen. In plaats daarvan beperk ik me tot geestelijke marteling om mezelf te straffen voor luiheid, domheid, vraatzucht, lelijkheid en talentloosheid. Deze criticus heb ik jaren verborgen weten te houden voor de buitenwereld, maar onlangs ben ik ermee uit de kast gekomen. Tijdens een wandeling met een vriendin liet ik vallen dat ik toch best een loser was. Ze viel letterlijk om. Met name omdat ze me aankeek en daardoor een boomwortel over het hoofd zag, maar het was toch heel theatraal. Toen ik haar overeind had geholpen vroeg ze of ik dat nog eens wilde zeggen. Dus ik vertelde haar weer dat ik mezelf een loser vind en dat ik nogal mislukt ben in het leven. Deze keer bleef ze overeind. Ze was verbaasd en oprecht verontwaardigd: ‘Maar ik kijk juist altijd ontzettend tegen jou op!’. Wacht even, rewind: ‘Piedelepiedelepiedelpie’…. ‘Ik kijk juist ontzettend tegen jou op!’ Ik barstte in lachen uit, dat kon niet waar zijn. En toen werd ze boos. Zei dat ze regelmatig mijn blog checkte op nieuwe stukjes omdat ze altijd hardop moest lachen en er zo vrolijk van werd. Dat ze sowieso erg om me kon lachen. Dat ze het mega knap vond dat ik een eigen bedrijf was begonnen waar ik ook nog (krapjes maar toch) van rond kan komen. En dat ik vaak wijze woorden had als zij er even doorheen zat. Dus hoe durfde ik mezelf een loser te noemen. Dat was even een dreun in het gezicht van mijn zelfverzonnen criticus. Die even met de fictieve mond vol denkbeeldige tanden stond. Want ze had wel een soort van gelijk. Niet dat ik me meteen heel wat voelde, maar ik ben niet compleet mislukt. Ik kom rond, er zíjn inderdaad een paar mensen die mijn blog volgen en af en toe kan ik wel eens een helpende hand bieden. Ik heb mensen om me heen die van me houden en er zijn zelfs klanten waar ik een soort vriendschapsband mee heb opgebouwd. Dat klinkt niet als compleet mislukt, dat klinkt als best prima mens. En wat voelde die dreun lekker, ik wilde meer dreunen! Dus besloot ik de criticus (die zich maar niet laat uitzetten, ondanks uitgerukte imaginaire ME troepen) te overschreeuwen. Want constante afkeuring kan ook bevochten worden met goedkeuring. Elke dag moet ik van mezelf iets positiefs opschrijven. Al is de dag nog zo slecht gegaan, ik heb altijd wel iets goed gedaan. En ook al heb ik niks DAADWERKELIJK goeds gedaan, dan nog heb ik bijvoorbeeld iemand niet in het gezicht geslagen terwijl diegene er wel om vroeg. Of mijn middelvinger niet opgestoken in het verkeer. Maar regelmatig heb ik ook echt iets positiefs op te schrijven, zoals dat ik al de klusjes waar ik tegenop zag heb gedaan. Of dat ik hard heb gewerkt aan een stuk waar ik tevreden over ben. En dat is best wel tof.
Meer Columns Meer Columns
Schrijven doe je zo Schrijven doe je zo
© 2022 Fiona Huisman
Loser Ik heb een relatie met iemand die constant kritiek levert. Die regelmatig mijn succesjes naar beneden haalt. Zegt dat ik moet afvallen, dat ik meer moet sporten en gezonder moet eten. Dat ik geen opleiding heb en dus dom ben. Dat niemand op mijn schrijfsels zit te wachten. Ergo, dat niemand op mij zit te wachten. Er zijn dagen dat deze persoon alle andere geluiden overstemt met een luidkeels: ‘MISLUKT! MISLUKT! MISLUKT!’ En ik heb geprobeerd het uit te maken, maar de criticus gaat niet weg. Blijft om me heen hangen en in mijn hoofd rondspoken. Want ik ben het zelf. Er is niemand die mij zo naar beneden kan halen als ikzelf. Zou ik niet zo’n lage pijngrens hebben dan zou ik mezelf waarschijnlijk regelmatig geselen, daarna in zout wentelen en vervolgens wollen ondergoed dragen. In plaats daarvan beperk ik me tot geestelijke marteling om mezelf te straffen voor luiheid, domheid, vraatzucht, lelijkheid en talentloosheid. Deze criticus heb ik jaren verborgen weten te houden voor de buitenwereld, maar onlangs ben ik ermee uit de kast gekomen. Tijdens een wandeling met een vriendin liet ik vallen dat ik toch best een loser was. Ze viel letterlijk om. Met name omdat ze me aankeek en daardoor een boomwortel over het hoofd zag, maar het was toch heel theatraal. Toen ik haar overeind had geholpen vroeg ze of ik dat nog eens wilde zeggen. Dus ik vertelde haar weer dat ik mezelf een loser vind en dat ik nogal mislukt ben in het leven. Deze keer bleef ze overeind. Ze was verbaasd en oprecht verontwaardigd: ‘Maar ik kijk juist altijd ontzettend tegen jou op!’. Wacht even, rewind: ‘Piedelepiedelepiedelpie’…. ‘Ik kijk juist ontzettend tegen jou op!’ Ik barstte in lachen uit, dat kon niet waar zijn. En toen werd ze boos. Zei dat ze regelmatig mijn blog checkte op nieuwe stukjes omdat ze altijd hardop moest lachen en er zo vrolijk van werd. Dat ze sowieso erg om me kon lachen. Dat ze het mega knap vond dat ik een eigen bedrijf was begonnen waar ik ook nog (krapjes maar toch) van rond kan komen. En dat ik vaak wijze woorden had als zij er even doorheen zat. Dus hoe durfde ik mezelf een loser te noemen. Dat was even een dreun in het gezicht van mijn zelfverzonnen criticus. Die even met de fictieve mond vol denkbeeldige tanden stond. Want ze had wel een soort van gelijk. Niet dat ik me meteen heel wat voelde, maar ik ben niet compleet mislukt. Ik kom rond, er zíjn inderdaad een paar mensen die mijn blog volgen en af en toe kan ik wel eens een helpende hand bieden. Ik heb mensen om me heen die van me houden en er zijn zelfs klanten waar ik een soort vriendschapsband mee heb opgebouwd. Dat klinkt niet als compleet mislukt, dat klinkt als best prima mens. En wat voelde die dreun lekker, ik wilde meer dreunen! Dus besloot ik de criticus (die zich maar niet laat uitzetten, ondanks uitgerukte imaginaire ME troepen) te overschreeuwen. Want constante afkeuring kan ook bevochten worden met goedkeuring. Elke dag moet ik van mezelf iets positiefs opschrijven. Al is de dag nog zo slecht gegaan, ik heb altijd wel iets goed gedaan. En ook al heb ik niks DAADWERKELIJK goeds gedaan, dan nog heb ik bijvoorbeeld iemand niet in het gezicht geslagen terwijl diegene er wel om vroeg. Of mijn middelvinger niet opgestoken in het verkeer. Maar regelmatig heb ik ook echt iets positiefs op te schrijven, zoals dat ik al de klusjes waar ik tegenop zag heb gedaan. Of dat ik hard heb gewerkt aan een stuk waar ik tevreden over ben. En dat is best wel tof.