Onvoorwaardelijke liefde
Mijn liefde voor haar is onvoorwaardelijk en verheven. Ik zou haar
bezingen in de welluidendste liederen, ware het niet dat mijn voor het
gehoor pijnlijke stemgeluid alle nestelende vogels onmiddellijk van de
leg zou brengen. Ik heb het over mijn liefde voor de lente.
Eigenlijk hou ik meer van de zomer, maar daarna komt de herfst en is
de pret weer voorbij. De lente is het voorspel. De hofmakerij. De geur
die uit een pak koffie komt. Het laagje chocola om de verrukkelijke
vulling van een bonbon, het prachtig glanzende cadeaupapier om het
doosje van de juwelier.
Lente is op maandag nog ruiten krabben, op dinsdag rokjesdag. Binnen
een week kan een kale boom, de takken als in wanhoop stervend
uitgestrekt naar het schamele winterse licht, bedekt worden met teer
en voorzichtig groen, de takken triomfantelijk geheven.
Maar goed, terug naar mijn onvoorwaardelijke liefde. Deze is helaas
niet wederkerig. Elk jaar word ik door de lente genaaid waar ik bij sta.
Ziekte en ramspoed overvallen me in de lente. Mijn eerste auto reed ik
total loss omdat het een prachtige voorjaarsochtend was en ik niet
doorhad dat het ontzettend glad was. Tussen de bloeiende narcissen
door schoot ik over de kop een sloot in, terwijl mijn radio vrolijk bleef
spelen.
Keelontstekingen heb ik standaard in de lente. Ze fluistert me met haar verraderlijk frisgroene stemmetje verleidelijk in mijn oor: ‘Hoor de vogeltjes
kwinkeleren! Kijk, de bosanemonen bloeien! En de eerste hommel vliegt alweer. Dus doe je sjaal maar af en laat je muts maar thuis, het is warm!’ Verblind
door liefde werp ik mijn muts en sjaal in het paasvuur om vervolgens een week later plat te liggen met een keelontsteking waar je u tegen zegt, omdat het
friswarme windje halverwege de dag verandert in een snijdende oostenwind. Het kan verbeelding zijn, maar ik zou toch zweren dat ik elke keer een
monkelend lachje hoor in die wind.
Oh en dan hebben we het nog niet over de buikgriep die ik regelmatig oploop in, jawel, de lente.
Of het nu overmoedigheid is door het mooie weer waardoor ik mij stort op kilo’s ijs, of een koude wind op een onbedekte buikstreek, elk jaar weer breng ik
tijdelijk het mestoverschot tot historische hoogtes.
En toch is de lente mijn grote liefde, het heldergroene waasje dat over de bomen kruipt, de gele en witte bloempjes die de bosgrond bedekken, de vogels die
nooit zo hard zingen als in dit jaargetijde.
Al bezing ik de lente in snot en poep, ik heb haar onvoorwaardelijk lief!